Boudewijn twijfelt geen moment als zijn partner Amanda zich een paar maanden na de geboorte van hun dochter Tess zich bij het team van Sri Lanka-DNA aansluit. “DNA biedt hoop, ook voor Amanda en mij. Misschien vindt zij ooit nog biologische familie.”

In het begin verricht Boudewijn naast zijn fulltime baan als directeur vooral hand- en spandiensten voor Sri Lanka-DNA. Al snel raakt hij meer betrokken. Op de veerpont naar Ameland – op weg naar Wendy – schrijft hij het beleidsplan voor de stiching. Vervolgens stapt hij in het bestuur.

Boudewijn weet hoe het is om naar je kind te verlangen. Zijn oudste zoon uit een andere relatie ziet hij door een scheiding nog maar één weekend per veertien dagen. Zijn tweede kind, een dochter uit een volgende relatie, overlijdt in de buik tijdens de zwangerschap. “Een kind moeten missen, dat voel ik elke dag in mijn hele lijf.”

Voordat Boudewijn zijn oudste zoon krijgt, staat hij op het punt om een kind te adopteren. Achteraf gezien is hij blij dat dit anders is gelopen. Hij vindt adoptie niet de beste oplossing. “Ik vind dat je veel beter ter plekke gezinnen kunt faciliteren.”

Daarom wil hij nu ook alles op alles zetten om moeders in Sri Lanka die een kind hebben afgestaan via DNA-onderzoek met hun kind te herenigen. En een beetje snel, want die moeders worden steeds ouder. Een biologische band is uniek, vindt hij. “We zien het zelf bij Tess; die lach heeft ze van mij, die frons is van jou. De dingen die je doorgeeft, je eigenschappen, dat is een spiegel van jezelf.”

Als het lukt om biologische familie via DNA aan elkaar te verbinden, is dat “enorm kicken” voor Boudewijn. Zijn grootste wens is dan ook om meer moeders uit Sri Lanka in de DNA-databank te krijgen. “Dat zou veel moeizame zoektochten en enorme teleurstellingen schelen.”